Bij de geboorte heeft een baby nog geen controle over zijn/haar lichaam. De baby reageert op prikkelingen met primitieve reflexen. Deze zijn automatische, stereotype bewegingen tot stand gebracht door de hersenstam (het laagste, meest primitieve gedeelte van de hersenen). Deze reflexen hebben tot taak de basis overlevingsfuncties te controleren die nodig zijn in de eerste maanden van het leven. Ook vormen zij het trainingsgebied voor vele aspecten van het latere functioneren. Wanneer het kind begint te groeien en ontwikkelen in de eerste zes maanden van het leven, zo begint ook het Centrale Zenuwstelsel zich te ontwikkelen. Hogere, meer geavanceerde delen van de hersenen beginnen het over te nemen van de primitieve reflexen. Wanneer dit begint worden vroege overlevingspatronen onder controle gebracht van een hoger deel van de hersenen en kan er een meer ontwikkeld patroon van reageren, de posturale reflexen, zich ontwikkelen. De posturale reflexen worden gestuurd door de kleine hersenen, welke werkt als een cassetterecorder, die elke beweging registreert. Later worden de bewegingspatronen aangepast op de taak welke volbracht moet worden. U kunt dit vergelijken met leren autorijden. Tijdens de eerste les rijdt u op de grote hersenen. U moet over elke handeling nadenken. Nadat u ervaring heeft verkregen met deze handelingen dan worden deze geautomatiseerd in de kleine hersenen en u hoeft nu niet meer na te denken over deze handeling. Pas wanneer de posturale reflexen de primitieve reflexen gaan vervangen begint de baby controle te krijgen over zijn lichaam en lichaamsbewegingen. Een kind met hersenverlamming maakt nooit de overgang van primitieve naar posturale reflexen, waardoor de bewegingen onwillekeurig en ongecontroleerd zullen blijven. Bij een normale ontwikkeling vindt de overgang van primitieve naar posturale reflexen tijdens het eerste levensjaar plaats. De primitieve reflexen vormen zo het fundament voor de posturale reflexen en voor onze motoriek. Bij sommige kinderen zal in de eerste zes maanden van hun leven de volledige controle over de primitieve reflexen tekort schieten. Daardoor blijven zij groeien in een “reflectief niemandsland”, waar sommige primitieve reflexen aanwezig blijven en de posturale reflexen zich niet volledig kunnen ontwikkelen. Deze kinderen hebben geen hersenverlamming, maar zij hebben wel veel moeilijkheden met willekeurige bewegingspatronen. De kleine hersenen hebben onvoldoende geautomatiseerde bewegingen om het lichaam goed aan te sturen, waardoor het lichaam onder de invloed blijft van onwillekeurige reacties. De motoriek van deze kinderen wordt als lomp of als houterig omschreven. Aanwezig gebleven primitieve reflexen zullen de zintuiglijke percepties van het kind ook aantasten, waardoor hij/zij overgevoelig wordt in sommige gebieden en ondergevoelig in andere. Wanneer zowel de zintuiglijke als de motorische reacties verzwakt zijn, wordt het onmogelijk zich een beeld te vormen van bepaalde bewegingen. Dit heeft niet alleen effect op de armen en benen, maar ook op het functioneren van het oog, de visuele perceptie, het evenwicht en het verwerken van auditieve informatie. Alles kost meer moeite en het kind raakt ook sneller vermoeid. Sommige kinderen proberen dit te voorkomen door zich terug te trekken. Winkelen of wandelen is voor deze kinderen vaak een beproeving. Als de ouders stil staan bij een winkel dan zal het kind willen gaan zitten of liggen. Tijdens wandelen wil hij vaak gedragen worden, of kan hij alleen maar rennen. Het is daardoor ook eigenlijk niet verwonderlijk dat deze kinderen problemen op school ondervinden, of dat sommige volwassenen de stress niet aankunnen en vaak te heftig reageren. Alles wat voor kinderen beschreven staat, kan zich ook bij volwassenen uiten.